Momenteel werkt het kabinet aan een wetswijziging waardoor rechters op grond van “ernstige veiligheidsrisico’s” verdachten moeten kunnen verplichten per videoverbinding aan hun proces deel te nemen. De Raad voor de Rechtspraak heeft inmiddels laten weten geen zwaarwegende bezwaren tegen het besluit te hebben. Zij het dat rechters van deze bevoegdheid alleen gebruik mogen maken in het geval van zeer concrete en uitzonderlijke veiligheidsrisico’s.
Italië
In Italië vormde de beveiliging van processen tegen verdachten van lidmaatschap van de maffia al in de jaren ’90 een reden om videoconferenties in te voeren in strafprocedures. Wel werden er kwaliteitseisen gesteld aan de verbinding tussen de rechtszaal en de videoconferentie in de detentielocatie. Ook moesten de autoriteiten ervoor zorgen dat de advocaat en zijn cliënt vertrouwelijk konden communiceren. De videoconferentie werd echter beperkt tot situaties waarbij een groot ontsnappingsgevaar aanwezig was en waarbij de verdachte in de fysieke nabijheid van medeverdachten of ondergeschikten zou zijn in de rechtbank, met een onwenselijk effect op de rechtsgang, zoals beïnvloeding.
Legitiem doel
Uit met name Italiaanse en Russische zaken die inmiddels aan het EHRM zijn voorgelegd blijkt dat een (verplichte) videoconferentie alleen mag worden toegepast als deze een legitiem doel dient. Te denken valt aan de bescherming van de openbare orde, veiligheidsmaatregelen, het risico dat de gedetineerde kans heeft contact te maken met connecties, het voorkomen van misdaad, vluchtgevaar, getuigen – en slachtofferbescherming., de naleving van de redelijke termijnvereisten en het belang van voortvarende afhandeling van het strafproces, ook met het oog op de caseload van de rechtbank.
EHRM
Het EHRM kwam in de zaak Marcello Viola t. Italië ook tot de conclusie dat het toepassen van een videoconferentie geen schending van een recht op een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM hoeft op te leveren, mits wordt voorzien in de juiste waarborgen Uit de rechtspraak volgt dat de verdachte in staat moet zijn om de aanwezigen in de zittingszaal te zien en te horen en andersom moeten de andere partijen de verdachte kunnen zien en horen. De verbinding tussen de detentiefaciliteit en de rechtszaal moet van voldoende kwaliteit zijn voor de verdachte om in zijn proces te participeren. Verder heeft de advocaat het recht om raadslieden te hebben op zowel de locatie waar hij zich bevindt, als in de rechtszaal. Als de mogelijkheid van vertrouwelijke locatie ontbreekt, is er sprake van een inbreuk op het recht op een effectieve uitoefening van de verdediging.
Rechtbanken op locatie
Zelfs al wegen de maatschappelijke en/of strafvorderlijke belangen nog zo zwaar, een videoconferentie blijft een inperking van het aanwezigheidsrecht. Terechtstaan via een videoverbinding is juist in zware zaken waarin jarenlange celstraffen kunnen worden opgelegd, onwenselijk te noemen. Zowel de rechters als de verdachten zullen dan een groot deel van de non-verbale communicatie, die zo belangrijk is in de rechtszaal, moeten missen. Ook gaat een videoverbinding ten koste van de kwaliteit van de communicatie tussen de verdediging en de cliënt. Het meest voor de hand liggende is dan ook dat rechtbank op locatie worden ingericht. Hiervoor zijn ook plannen in de maak, bijvoorbeeld in de PI Vught. De verdachte kan dan plaatsnemen in de rechtszaal, zonder dat er vervoer met veiligheidsrisico’s plaats hoeft te vinden. Maar ook dit is makkelijk gezegd dan gedaan, aangezien in grote processen meerdere verdachten zich op meerdere locaties zullen bevinden. En dan is de keuze toch weer óf vervoer óf videoverbinding.
Zeker in die gevallen zal er vaker gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid om twee advocaten te hebben. Eén op de detentieadres en één in de zittingszaal. De videoverbinding moet dan wel helemaal in orde zijn en met de verdediging, die zich op een andere locatie zou bevinden, moet vertrouwelijk gecommuniceerd kunnen worden. Anders is er geen sprake van een eerlijk proces.
Mr. D.M. Penn