En waarom het OM dit middel nog vaker zal gaan inzetten
Het zal weinigen zijn ontgaan dat S. (Sywert) Van Lienden en twee anderen deze week zijn ontslagen als bestuurder van de Stichting Hulptroepen Alliantie. De rechtbank heeft hiertoe besloten op verzoek van het Openbaar Ministerie en een aantal medewerkers van de stichting, die zich door het bestuur belazerd voelden.
De rechtbank ging mee in het verwijt dat dat de bestuurders de stichting ernstig hebben benadeeld door ongeveer gelijk met de Stichting een concurrerende BV op te richten. Een BV die profiteerde van de naam en de goodwill van de Stichting, en van de inspanningen van vele vrijwilligers die dachten voor een non-profitorganisatie te werken. In feite werd gehandeld in strijd met de statuten van de stichting.
Waarom mag het Openbaar Ministerie (OM) deze vordering indienen?
Op 1 juli 2021 is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) in werking getreden met verruiming van de venootschapsrechtelijke ontslaggronden voor bestuurders. Een bestuurder kan nu ook op verzoek van het openbaar ministerie door de rechtbank worden ontslagen “wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen, wegens ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurdersschap in redelijkheid niet kan worden geduld of wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank ingevolge artikel 297 gegeven bevel.”
De ratio daarachter is dat hiermee het externe toezicht op stichtingen, bijvoorbeeld door het OM wordt verstrekt. Stichtingen zijn namelijk meer dan bijvoorbeeld verenigingen vatbaar voor misbruik. Er ontbreekt namelijk intern een orgaan dat toezicht houdt, al is het maar omdat een stichting – anders dan een vereniging – geen ledenvergadering kent die jaarlijks décharge aan het bestuur moet verlenen voor het gevoerde beleid en die bestuurders kan ontslaan. Als het OM signalen krijgt van misbruik van de stichting, kan het sneller optreden tegen de bestuurders.
Bestuursverbod
Van Lienden en zijn collega-bestuurders zijn door de rechtbank niet alleen ontslagen, ook is het hen verboden om gedurende vijf jaar bestuurder of commissaris van een stichting te worden. Hoewel dit de regel is na een ontslag, kan hiervan worden afgeweken als de bestuurder geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het was in de procedure tegen van Lienden cs niet gesteld of gebleken dat deze ‘disculpatiegrond’ zich voordeed.
Een trend zichtbaar?
Het Openbaar Ministerie staat al langer genoemd in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als toezichthouder op de openbare orde ten aanzien van alle rechtspersonen. In de afgelopen jaren wordt steeds meer gezien dat het openbaar Ministerie (met wisselend succes) via het en vennootschapsrecht probeert om vermoedelijke misbruikers dwars te zitten. Dit heeft al geleid tot processen tegen verenigingen waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, zoals bepaalde motorclubs. Dit staat uiteraard op gespannen voet met de grondwettelijke vrijheid van vereniging en/of van meningsuiting.
Net zoals in strafzaken zal het Openbaar Ministerie behoedzaam te werk dienen te gaan bij het aanpakken van vermoedelijke wantoestanden. Het feit alleen al dat het openbaar ministerie stichting bestuurders voor ontslag voordraagt is buitengewoon stigmatiserend. De mogelijk onherstelbare schade voor de betrokkenen mag door het OM ondanks eventuele profileringsdrang niet uit het oog worden verloren.
Mr. I. Bakker
22 juli 2022