Sinds de inwerkingtreding van de Wet langdurig toezicht in 2018 komt het steeds vaker voor dat de rechtbank aan een bepaalde groep veroordeelden een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) oplegt.
Deze wet is bedoeld ter verzachting van maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid die zouden ontstaan als personen die zijn veroordeeld voor een zwaar gewelds- of zedenmisdrijf weer terugkeren in de maatschappij. De wet beoogt het mogelijk te maken dat veroordeelden, ook na hun vrijlating, desnoods onder levenslang(!) toezicht van de reclassering worden geplaatst om eventueel herhalingsgevaar verder in te perken. Hierna zal ik toelichten waarom de soep misschien minder heet gegeten wordt, dan hij wordt opgediend.
Wanneer kan een GVM worden opgelegd?
De rechter kan een GVM opleggen als er tbs (al dan niet met voorwaarden) wordt opgelegd. De rechter heeft deze bevoegdheid bijvoorbeeld ook als iemand wordt veroordeeld wegens een gewelds- of zedendelict, terwijl daar een strafbedreiging van vier jaar of meer op staat.
De tweetrapsraket
Omdat de rechter ten tijde van het opleggen van de GVM-maatregel nog helemaal niet weet of er tegen het einde van de detentie of tbs-maatregel nog steeds sprake is van een gevaar voor herhaling is een soort tweetrapsraket ingebouwd. Een opgelegde GVM wordt alleen tenuitvoergelegd als de rechter tegen het einde van de straf of maatregel ook daadwerkelijk daartoe besluit.
De officier van justitie moet dan wel op tijd een vordering daartoe hebben ingediend. Als de rechter een last tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde GVM afgeeft, bepaalt hij de duur van de GVM, die twee, drie vier, of vijf jaar (met mogelijkheid van verlenging) kan zijn en stelt hij de voorwaarden vast. Te denken valt aan een verbod op het gebruik van verdovende middelen, locatie- en/of contactverbod, verblijven in een instelling of het deelnemen aan gedragsinterventie.
Tenuitvoerlegging van de GVM
Tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging staat hoger beroep open. Ook tegen een eventuele verlengingsbeslissing. Ook kan om beëindiging of wijziging van de voorwaarden worden gevraagd, tegen welke beslissing ook weer hoger beroep openstaat. De oplegging door de rechtbank van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, hoeft dus niet te betekenen dat deze na de vrijheidsontneming daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd. De rechter kan hiervan uiteindelijk van afzien als met succes wordt betoogd dat eventueel herhalingsgevaar voldoende is ingedamd.
En als de GVM-voorwaarden niet worden nageleefd?
De rechter bepaalt in het vonnis de duur van de vervangende hechtenis die ten hoogste ten uitvoer wordt gelegd voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten minste drie dagen. De totale duur van de vervangende hechtenis bedraagt per opgelegde periode ten hoogste zes maanden.
Toekomst van de GVM?
Sinds de rechtbank of het gerechtshof daartoe mogelijkheid hebben, wordt de GVM steeds vaker opgelegd. Misschien wordt het de rechtbank of het hof ook gemakkelijk gemaakt, omdat de oplegging vanwege de tweetrapsraket niet definitief hoeft te zijn. Omdat er jaren overheen gaan voordat het einde van een langdurige straf of maatregel tot een einde komt, is hooguit enkele keren besloten dat de GVM daadwerkelijk ten uitvoer moet worden wordt gelegd.
Of het toezicht noodzakelijk is, is zeer de vraag. Het lijkt vooral een politiek middel om de samenleving gerust te stellen met de gedachte dat de vrijgelaten delinquent nog steeds onder toezicht staat. Of het middel door de beugel kan is, zal op een zeker moment ongetwijfeld aan een Europees Hof worden voorgelegd. Het staat immers op gespannen voet met het recht op eerbiediging van het privéleven van iemand die zijn straf al heeft gehad.
Mr. D.M. Penn