Om iemand in voorlopige hechtenis te houden moeten er goede redenen zijn. Deze redenen kunnen worden aangenomen als er sprake is van een geschokte rechtsorde, het onderzoek nog niet klaar is, er sprake is van vluchtgevaar of er sprake is van gevaar voor herhaling. De term ‘herhaling’ of ‘recidive’ komt in de wet niet voort. Dat zou zich ook niet verhouden met het uitgangspunt dat iemand onschuldig is, totdat het tegendeel bewezen is. In de wet wordt dan ook wel gesproken over ‘redenen van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert’. Toch wordt in de praktijk gesproken over ‘herhalings- of recidivegevaar’.
De genoemde gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid kunnen aanwezig zijn als de ‘grote of de kleine recidivegrond’ wordt aangenomen. De grote recidivegrond is aanwezig als ‘ernstig rekening gehouden zou moeten worden dat de verdachte een misdrijf zou begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld’ of ‘waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht danwel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan’. De kleine recidivegrond is aanwezig als er weliswaar sprake is van een lichter gewelds- of vermogensmisdrijf, maar er nog geen vijf jaar zijn verstreken sinds de laatste veroordeling en er voorts ernstig rekening moet worden gehouden dat de verdachte wederom een van die misdrijven zal begaan.
In deze tekst komt terug dat er ernstig rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid dat de verdachte een misdrijf zal begaan. Of wederom een misdrijf zal begaan, als hij al eerder is veroordeeld. Maar wat houdt precies de term ‘ernstig rekening houden met’ in?
Als er ernstig rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid dat de verdachte in het geval van een vrijlating een delict gaat plegen, betekent dat die kans behoorlijk of aanzienlijk moet zijn. Het is onvoldoende als er slechts sprake is van een mogelijkheid dat een heengezonden verdachte een delict zou plegen. Uit een eerdere onherroepelijke veroordeling kan ook niet worden opgemaakt dat er een grote kans is dat iemand opnieuw een delict gaat plegen. Een veroordeling zou immers ook juist een afschrikwekkend effect moeten hebben. De ernst van het delict zou evenmin een rol moeten spelen bij de vraag hoe groot de kans op een nieuw delict zou zijn.
Enkel uit de verdenking en het strafblad zou niet mag worden niet afgeleid dat er ernstig rekening gehouden dient te worden met een nieuw strafbaar feit, als de verdachte heengezonden zou worden. De lopende strafzaak zou de kans op herhaling ook juist kunnen verminderen. Te vaak lijken Nederlandse rechters het zekere voor het onzekere te nemen en zo is de regeling niet bedoeld. In 2021 is het Europees Hof van de Rechten van de Mens de verdachten hierin tegemoetgekomen.
‘In de kern komt de rechtspraak van het EHRM er op neer dat in de beslissing van de rechter dient te worden vermeld of, en zo ja waarom, in de concrete voorliggende zaak de verdachte niet in aanmerking komt voor het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Daarbij volstaat niet enkel te verwijzen naar algemeenheden of naar algemene formules maar dient aan de hand van concrete omstandigheden te worden aangegeven waarom in dat concrete geval voorlopige hechtenis noodzakelijk is.’
Dat betekent dat ook niet enkel naar het strafblad of naar de verdenking verwezen zou mogen worden om gevaar voor herhaling aan te nemen. Als rechters niet kunnen motiveren op basis van welke concrete omstandigheden er sprake is van recidivegevaar en ook daarom voortzetting van de voorlopige hechtenis noodzakelijk is, zou de verdachte in afwachting van zijn proces in vrijheid moeten worden gesteld.
De rechtspraak laat op dit moment een wisselend beeld zien. Vaak is tijdsdruk bij de rechtspraak de redenen waarom we nog te veel ongemotiveerde beslissingen zien. Nederlandse rechters zullen naar verwachting dan ook nog vaak op deze Europese rechtspraak gewezen moeten worden. De uitspraak helpt wel.
Mr. D.M. Penn